In de rubriek wetenschap van VRT NWS viel mijn oog op de titel “Is Lennik ouder dan “oudste stad” Tongeren? VUB-prof meent via nieuwe meettechniek van wel”. Het is een opmerkelijk stukje dat uitgaat van een professor die ook deel uitmaakt van het Team Scheire, een populair TV-programma dat aan wetenschapscommunicatie doet.
Deze professor beweert op basis van oppervlaktemetingen en veldwerk op het platteland dat Lennik de oudste Romeinse nederzetting van België is, en dus ouder dan Tongeren dat omstreeks 10 v.C. werd gesticht. Hij verwijst daarvoor onder meer naar het winterkamp van Quintus Tullius Cicero dat daar in de nabijheid zou gelegen hebben. Bovendien zou Caesar in 47 v.C. Quintus Cicero naar Lennik gestuurd hebben om zowat 15.000 veteranen een stuk grond te geven in Gallië. Als bewijs daarvoor verwijst hij naar de centuriatio of het Romeinse kadaster. Daarvan zou hij in Lennik restanten gevonden hebben in 56 gelijke percelen. Het bericht zou de moeite niet waard zijn om op te reageren ware het niet dat het zich via alle mogelijke dagbladen zoals Het Belang van Limburg, Het Laatste Nieuws, De Morgen, en zo voort, verspreidt.
Wanneer we de argumenten kritisch op een rij zetten dan blijkt daar weinig van over te blijven. Vooreerst is er het winterkamp van Quitus Cicero in het land van de Nervii. Het wordt geregeld gesitueerd in de nabijheid van Brussel. De laatste hypothese die door Tom Buijtendorp in 2018 werd geformuleerd, lokaliseert het echter op de noordelijke Maasoever in de buurt van Amay. Om maar te zeggen, tot op heden is er geen enkele locatie die met zekerheid aan dit winterkamp kan worden toegeschreven.
Op de tweede plaats is er geen enkele historische aanwijzing dat Caesar in onze contreien land aan zijn veteranen geschonken zou hebben en dat dit door Q. Cicero zou georganiseerd zijn. Grondschenkingen aan veteranen gebeurde doorgaans in de context van het stichten van een colonia, dat wil zeggen een Romeinse stad met het statuut van colonia. De oudste coloniae in Gallië werden gesticht in Zuid-Frankrijk. Een uitstekend voorbeeld daarvan is Arles, dat van Iulius Caesar het statuut van colonia ontving toen hij daar de veteranen van het Zesde Legioen Ferrata vestigde. De stad heette van dan af officieel Colonia Iulia Paterna Arelatensium Sextanorum. Orange werd onder de naam van Colonia Julia Firma Secundanorum Arausio in 40 v.C. een colonia dankzij de soldaten van het Tweede Legioen. De vroegste coloniae die in onze noordelijke provincies werden gesticht zijn onder meer Keulen of Colonia Claudia Ara Agrippinensium en Xanten of Colonia Ulpia Traiana. Tongeren ontving ergens in de loop van de 2de eeuw n.C. het statuut van municipium waarmee het een Romeinse stad van 2de categorie werd. Voor het overige werden alle steden in de noordelijke provincies zoals Tongeren, Bavay, Trier, en zo voort tijdens de regering van Augustus gesticht.
En dan is er tenslotte nog het probleem van de centuriatio. Het uitzetten van het Romeinse kadaster was onlosmakelijk verbonden met het aanleggen van de wegen en de bijhorende indeling van het land. Men neemt aan dat M. Vipsanius Agrippa in 39/38, toen hij gouverneur van Gallia Transalpina was, van keizer Augustus de opdracht ontving de noordelijke provincies op te meten en een netwerk van wegen uit te zetten. Het zou tot 27 v.C. duren eer deze opdracht werd voltooid, dus 20 jaar na de hoger veronderstelde datum. Pas dan begon men met het aanleggen van de wegen en nog later met het uitzetten van het kadaster. Al die werken dienden in eerste instantie de strategische doelen van de Romeinen die gericht waren op de ‘pacificatie’ van onze contreien en de militaire campagnes over de Rijn met het oog op de verovering van Germania.
Het is duidelijk dat de stelling van deze professor getuigt van een onvoorstelbaar gebrek aan historische kennis van onze gewesten in de vroeg-Romeinse tijd. Maar minstens even pijnlijk is de vaststelling dat een hele reeks media daarin meegaan zonder zich verder vragen te stellen en zo een correcte wetenschapscommunicatie compleet hypothekeren. Archeologie en oudheidkunde zijn geen pretpark, maar ernstige wetenschappelijke disciplines met een eigen methodiek. Die methodiek berust onder meer op bronnenonderzoek, confrontatie met archeologische vondsten, en zo voort. Dat net één van de medewerkers aan Team Scheire inzake wetenschapscommunicatie zo uit de bocht gaat, maakt de zaak nog veel erger.