De mythe van Ambiorix

Gepubliceerd op 6 april 2020 om 19:59

Tijdens de 19de eeuw lanceerde de romantiek de idee dat elk volk een ziel heeft waardoor het zich onderscheidt van andere volkeren. Talrijke historici en volkskundigen gingen op zoek naar die ziel en vonden in het verleden van hun land figuren en gebeurtenissen die aan deze idee gestalte gaven. Voor het nieuwe België dat zich in 1830 in moeilijke omstandigheden van Nederland afscheidde en haar onafhankelijkheid uitriep, was dit niet anders. De politici die na 1830 in het jonge België verantwoordelijkheid droegen, lieten dus niets onverlet om bij de bevolking een nationaal bewustzijn tot leven te wekken. De regering stak alle steden een helpende hand toe en keerde hen ruime toelagen uit waarmee de lokale bewindslieden gedenktekens of standbeelden aan hun beroemde helden konden wijden. De voorbeelden zijn legio: Karel de Grote te Luik(1842), Godfried van Bouillon te Brussel (1843), Jan Van Eyck in Brugge (1856), Jacob van Artevelde in Gent (1862). Tongeren, de oudste stad van België, zou Ambiorix in de armen sluiten. Zijn standbeeld, ontworpen door Jules Bertin, prijkt sedert 1866 op het marktplein van de Haspengouwse stad.

 Hoe het Ambiorixmonument werd opgericht, is een apart verhaal. In 1842 promoveerde Joannes Nolet de Brauwere van Steeland tot doctor honoris causa aan de Katholieke Universiteit te Leuven, amper één jaar nadat hij zijn episch-lyrisch gedicht "Ambiorix" had geschreven. Het was een breedsprakig stuk, romantisch van inhoud en klassiek van vorm met een sterke invloed van Bilderdijk en Helmers. De auteur vestigde hiermee de aandacht van het Tongers publiek op de heldhaftige koning der Eburones. De aanvangsverzen - net als Homerus wordt de hulp van de Muze ingeroepen - karakteriseren het werk perfect:

"Verhef u, zangster, die mijn elpen citer spant! Ik roer het snarenspel voor 't dierbaer Vaderland, En zing het heldenfeit der dappere Eburonen."

Ambiorix wordt in de tweede zang beschreven als een koene leider met een "reuzige gestalte", een "schoone ziel", "golvend hair gesplitst in blonde vlokken", "blauwe ogen met een heldere arendsblik". Met de hulp van de priesteres Brenda slaagt Ambiorix erin de Romeinen te overwinnen. In de laatste zang volgt echter de weerwraak van Caesar; Ambiorix sneuvelt tenslotte in de strijd. Dit doorwrocht dichtstuk oefende ontegensprekelijk een invloed uit op de latere oprichting van het standbeeld van Ambiorix. De locale historicus Frans Driesen die erg actief was in de Société Scientifique et Littéraire schreef in 1851:

 "Hélas, la ville de Tongres, que n'a-t-elle une caisse bien riche et de magistrats bien patriotiques! Nous lui conseillerions de prendre l'initiative, et d'élever sur une de ses places publiques un beau monument à la mémoire d'Ambiorix, le héros Eburon et presque Tongrois!"

 Voor alle duidelijkheid, geen enkel spoor van een inheemse nederzetting boven op de Tongerse heuvel ging aan de Romeinse stad vooraf. Daar lag dus zeker niet het oppidum van de Eburonen. Maar de naamsovereenkomst tussen Atuatuca Tungrorum, het antieke Tongeren, en Atuatuca, het kamp van Q. Titurius Sabinus en L. Aurunculeius Cotta vlakbij de plaats waar de Romeinse troepen in de hinderlaag van de Eburonen liepen en smadelijk werden verslagen, bood voldoende redenen om Ambiorix aan de trotse Tongerse borst te drukken. Wie beter dan de beeldhouwer Jules Bertin, medelid van de Société Scientifique et Littéraire, kon als ontwerper voor het monument worden aangeduid? In de zitting van de Kamer voor Volksvertegenwoordigers van 5 december 1860 maakte de Minister voor Binnenlandse Zaken bekend dat de regering de oprichting van een bronzen Ambiorixgedenkteken financieel zou ondersteunen. Het standbeeld zou dertigduizend frank kosten. De regering had een dotatie beslist van eenentwintigduizend Frank. Het resterende bedrag dat het stadsbestuur van Tongeren samen met de Provincie Limburg moest dragen, met name negenduizend frank, werd het voorwerp van politiek gekibbel in de gemeenteraad en leidde tot ernstige spanningen. Uiteindelijk werd op 6 november 1865 een contract getekend. De kostprijs was inmiddels tot vijfendertigduizend frank opgelopen.

 Aan de uiteindelijke monumentale sculptuur gingen zeker drie ontwerpen vooraf. Een eerste gipsen model van Jules Bertin is enkel via een foto bekend. Dit Ambiorixgedenkteken werd niet onverdeeld gunstig onthaald. Onder meer F. Driesen, die toch zolang de vurige promotor van het project was geweest, formuleerde een aantal kritische bemerkingen. De zaak sleepte jaren aan en werd van langsom delicater. Om het geheel te deblokkeren werd aan G. Geefs, een veel gelauwerd beeldhouwer, de opdracht gegeven een voorontwerp te maken terwijl J. Bertin voor de uiteindelijke realisatie zou zorgen. Een tweede gipsen model volgde. Dat sluit erg aan bij het Ambiorixbeeld op de Tongerse Grote Markt, maar is veel fijner van uitvoering. Het bevond zich in een Luxemburgse privécollectie en wordt nu bewaard in het Musée des Celtes te Libramont. Tenslotte is er het bronzen model, bijna identiek aan het tweede gipsen model. Het werd in 1995 uit de collectie van wijlen G. Velaers te Tongeren ontvreemd en is sedertdien spoorloos. Deze sculptuur is slechts bij weinigen bekend. Midden 1866 werd een aanvang gemaakt met de bouw van het voetstuk, een dolmen in roodgekleurde Luxemburgse steen. Het beeld van Ambiorix prijkte ondertussen op de Exposition des Beaux Arts te Brussel en was het voorwerp van lovende kritieken in onder meer de Gazette Belge, Le Journal de Bruges en zelfs in L'Illustration te Parijs. Pas op 31 augustus arriveerden de bronzen onderdelen van Ambiorix per spoor te Tongeren. In aanwezigheid van Leopold II en zijn echtgenote Maria-Hendrika werd op 5 september 1866 het standbeeld eindelijk onthuld. Naar aanleiding van de feestelijkheden zag J. Nollet de Brauwere van Steeland zich geroepen nogmaals een gedicht te plegen: "Ode op het standbeeld van Ambiorix in Herfstmaand van 1866 te Tongeren onthuld". Hieruit droeg hij tijdens de plechtigheid de laatste vijf strofen voor koning Leopold voor. Een jaar na de inhuldiging te Tongeren prijkte op Exposition universelle d'Art et d'industrie van 1867 een exacte replica. Vierentwintig jaren later ontving Jules Bertin een nieuwe opdracht, nu van het gemeentebestuur van St.-Denis. Het ging om een standbeeld van Vercingetorix. In Tongeren twijfelde er uiteraard niemand aan of Vercingetorix zou een getrouwe kopie van Ambiorix worden. Op 26 juni 1890 werd het standbeeld op de square Thiers te St.-Denis ingewijd. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het echter door het Duitse leger van zijn voetstuk gehaald en gesmolten. Er rest enkel nog een oude postkaart.

 Het Ambiorix-monument is ervoor verantwoordelijk dat de koning van de Eburonen in de oudste stad van België tot een echte volksheld uitgroeide. Tot dan toe was hij slechts bekend bij diegenen die het vijfde boek van de Commentarii hadden gelezen en vertaald. Noch in de archeologie, noch in de topografie, noch in de folklore had hij enig spoor nagelaten. De Ambiorix, zoals hij nu is gekend, is het product van de lokale historici die als romantici en nationalisten vurig hun vaderlandsliefde voor het jonge België beleden. De keuze van Ambiorix was in menig opzicht perfect. De figuur heeft iets geheimzinnigs en spreekt bijzonder tot de verbeelding. Bovendien belichaamt hij het vleesgeworden verzet tegen de vreemde overheersing. Het feit dat toen reeds werd getwijfeld aan de thesis die het Caesariaanse Atuatuca met Tongeren gelijkstelde, werd door J. Jaminé, de toenmalige burgervader, tijdens zijn huldigingrede voorzichtig weerlegd. Het systematisch opvoeren van de volkeren tussen Seine en Rijn in de nationale historiografie en de oprichting van de monumentale sculpturen van Boduognat en Ambiorix zet aan tot nadenken over de maatschappelijke rol van de geschiedenis. Er bestaat immers een nauwe relatie tussen geschiedschrijving en de weergaven van de geschiedenis door de politieke machten. Voor de Belgische geschiedenis is dit niet anders. Tijdens de eerste decennia na de Belgische onafhankelijk stond het land op politiek en militair vlak nog erg zwak. De natie was ontstaan bij de gratie van de Europese grootmachten die na het Congres van Wenen de machtsverhoudingen in Europa wensten te stabiliseren. De Oude Belgen zorgden voor een alternatieve politieke eenheid. Het was een politieke eenheid die haar wortels vond in de oudste geschiedenis van de natie. De tijdloze moed van de Belgische helden, erkend door de machtige Iulius Caesar, zorgde voor een welgekomen ideologische eenheid. De hardnekkige Gallische weerstand tegen de Romeinse veroveraar wordt op die wijze een Belgische mythe waarin de politiek noodzakelijke elementen prominent aanwezig zijn. Het gaat om eendracht in de strijd, politieke vastberadenheid, identiteit. De mythe vormt zo een positieve basis voor de jonge natie. Eendracht maakt macht! Maar in werkelijkheid is er tijdens de Gallische oorlogen nooit sprake geweest van een Belgische eenheid. Trouwens, vanuit geografisch standpunt bestond er een fundamenteel onderscheid tussen de Gallische Belgae en het huidige België. De mythe van de historische eendracht der Belgen staat zodoende haaks op de werkelijke geschiedenis. Bij V. Clobert die onmiddellijk na de onafhankelijkheid een schoolhandboek voor het secundair onderwijs samenstelde, krijgt de mythe haar volle betekenis:

 "Laten we de moed van onze voorouders bewonderen. Eendracht maakt macht was reeds hun devies. Op bevel van hun leider zijn ze opgetrokken tegen de ontelbare legioenen van Caesar en hebben ze hun bloed laten vloeien over de heilige grond van het Vaderland. België toonde zijn dankbaarheid door voor deze helden, die een voorbeeld zijn geweest, een standbeeld op te richten."