Als de huisideoloog het wint van de historicus!

Gepubliceerd op 21 oktober 2020 om 08:36

In zijn column “Triest einde voor een held” schetst Joren Vermeersch een bijzonder romantisch beeld van Christoffel Columbus dat ook tijdens mijn jeugd, nu jaar geleden, gangbaar was: een ‘ symbool voor alles wat de westerse beschaving ooit groot heeft gemaakt, een mateloze dorst naar kennis, een onblusbaar verlangen naar het onbekende’.

Op deze held van ‘onze’ jeugd wordt een karaktermoord gepleegd door een linkse ideologische verblinding. Het resultaat daarvan is dat alle beelden van deze ontdekkingsreiziger uit de publieke ruimte moeten verdwijnen. “Net zoals in het maoïstische China van weleer, moet het eigen cultuurpatrimonium eraan geloven”.

Zelf ben ik als historicus tegen het verwijderen van beelden uit de publieke ruimte omdat ook zij deel uitmaken van de geschiedenis en getuigen van onze vroegere omgang met het verleden. Dat neemt echter niet weg dat men niet blind mag zijn voor wat zich in dat verleden heeft afgespeeld. Vaak wordt Columbus in de populaire geschiedschrijving vanuit een Europees historisch perspectief als een held beschreven. Er bestaan echter historische bronnen die gewag maken van de wreedheden van Christoffel Columbus en zijn manschappen en die de ontdekkingsreiziger beschrijven als een roofzuchtige conquistador.

Ik wil daarbij kort verwijzen naar het zogenaamde Bobadilla-verslag dat werd terug gevonden in het (Spaanse) Nationaal Archief van Simancas. Het zat in een bundel verslagen waar het eigenlijk niet thuishoorde. Het was een kopie van proces-verbaal over de wandaden van Columbus op Hispaniola geschreven door de Spaanse gezant Francisco de Bobadilla die in 1499 Columbus als gouverneur van de ontdekte gebieden opvolgde. Het verslag verdween quasi onmiddellijk. Toen het document terug aan het licht kwam sloeg de inhoud in als een bom omdat het de wandaden van de Spanjaarden in hun koloniën duidelijk documenteerde. Inmiddels zijn de meeste historici de mening toegedaan, dat het Katholieke koningspaar, Ferdinand en Isabella, het oorspronkelijke en voor Columbus belastende Bobadilla-rapport in alle stilte in een geheim archief hebben laten verdwijnen.

Een kleine halve eeuw later schreef de katholieke priester Bartolomé de las Casas “Brevísima relación de la destrucción de las Indias” of “Zeer kort relaas van de vernietiging van de Indiën” dat in 1552 verscheen. Hij bezocht de Nieuwe Wereld voor het eerst in 1502 en werd getroffen door de mensonwaardige behandeling van de inheemse bevolking. Het was een vlammend protest tegen de mishandeling van de indianen. Tot in de 20ste eeuw werd hem dat niet in dank afgenomen. Tijdens de Franco-dictatuur werd hij weggezet als een kwaadaardige jood die er veel aan gelegen was het katholieke Spanje in een kwaad daglicht te stellen, zogezegd wegens haat tegenover het katholieke geloof. En ook tegenwoordig wordt deze Dominicanenpriester in Spaanse conservatieve kringen met grote argwaan bekeken.

Van iemand die zich presenteert als historicus verwacht ik argumenten die gebaseerd zijn op historische bronnen. De bovenstaande informatie is op internet met enkele muisklikken te vinden. Dus moeilijk is het niet om een onderbouwd stukje te schrijven. De bronnen sporen echter niet met het hedendaagse rechtse discours dat ook door de NV-A wordt gevoerd. Maar als de huisideoloog het wint van de historicus berokkent dat veel meer schade aan de geschiedeniswetenschap dan wat foute acties van mensenrechtenmanifestanten. 

 

Deze reactie verscheen vandaag in de krant onder de titel 'Columbus, een held?'

PS. In de inleiding van zijn relaas schreef Bartolomé de las Casas het volgende:

En op de dag van vandaag hebben ze (Spanjaarden) gedurende veertig jaar niets anders gedaan en vinden ze het nog steeds gepast om te doen om de indianen in stukken te snijden, te doden, op te jagen, te kwellen, te vernietigen door allerlei nieuwe en diverse wreedheden en op de meest bijzondere manieren zoals nog nooit eerder gezien of gelezen of van gehoord werd en waarvan er enkele hieronder zullen worden vermeld. En ze doen dit in zo'n mate dat op het eiland van Hispaniola van de bovengenoemde drie miljoen zielen die we er ooit zagen, vandaag er niet meer dan tweehonderd van die inheemse mensen zijn overgebleven.

De Latijnse uitgave van 1598 werd verlucht met gravures van Théodore de Bry die weinig aan de verbeelding overlieten.