De pest in Athene (430-427 v.C.)

Gepubliceerd op 20 maart 2020 om 00:15

In december 2019 was ik samen met mijn partner in Athene. Van op het terras van ons hotel hadden wij een schitterend uitzicht op de Akropolis, symbool van de Atheense macht in de 5de eeuw v.C. Door zijn ligging is de Akropolis van op kilometers zichtbaar. In 2001 werd tijdens werken aan de metro, die het Kerameikosgrafveld doorsneed, een massagraf gevonden dat omstreeks 430 v.C. kan worden gedateerd. Het was een chaos van lichamen. De archeologen legden het verband met de uitbraak van de pest in Athene dat jaar. Onderzoek van het beendermateriaal toonde aan dat het in werkelijkheid om de tyfus ging. De Griekse historicus Thucydides maakte van die epidemie een indringend verslag (Thucydides, 2.47-54). Hij was op het ogenblik van de uitbraak zelf nog een jonge man. Net dertig geworden raakte ook hij besmet. In tegenstelling tot vele anderen overleefde hij echter de vreselijke ziekte. Laat de Akropolis dromen over het menselijke vernuft dan vormt catastrofale pest een uitstekende aanleiding tot enkele reflecties over de grenzen ervan.

“De ziekte begon, zo zegt men, in Ethiopië, ten zuiden van Egypte en verbreidde zich daarna over Egypte en Libië en het grootste deel van de Perzische koning. In de stad Athene brak ze plotseling uit en greep ze eerst de bewoners van de Piraeus aan, zodat door hen beweerd werd dat de Peloponnesiërs de waterreservoirs hadden vergiftigd; bronnen waren er toen nog niet. Later drong ze door tot de bovenstad en nam het aantal sterfgevallen aan zienlijk toe” (Thucydides, 2.48, vert. Schwartz).

Piraeus was in de 5de eeuw v.C. één van de belangrijkste havens van de mediterrane wereld. Het is dus niet verwonderlijk dat de pest hier aan land kwam en zich van daaruit verspreidde. De bevolking van Athene was onbekend met de ziekte, wist zich geen raad. De geneesheren hadden geen remedie en stierven zelf door besmetting. Alleen al de uitbraak van de pest leidde tot complottheorieën over het vergiftigen van de waterreservoirs tot het gedwongen samenpersen van vluchtelingen van het platteland op een te kleine oppervlakte (Plutarchus, Perikles, 34). Van quarantaine was toen nog geen sprake, de mensen stierven als schapen, zo vertelt Thucydides, vaak in complete eenzaamheid omdat iedereen angst had zijn medeburgers te verplegen. Het is duidelijk dat deze verwoestende ziekte het dagelijkse leven van de Atheners ingrijpend heeft beïnvloed.

“De lijken lagen opeengestapeld, … de tempels lagen vol lijken van hen die daar stierven. Want door leed overweldigd bekommerden de mensen, die niet wisten wat er van hen worden moest, zich niet meer om godsdienst en vroomheid. Alle gebruiken, die zij vroeger in acht namen bij de begrafenissen, werden nu veronachtzaamd; ieder begroef zijn doden zo goed als hij kon” (Thucydides, 2.52, vert. Schwartz).

Wanneer de conventies en riten rond begrafenissen worden genegeerd is een samenleving ontregeld. Dat is zowat de belangrijkste vaststelling wanneer men het belang ervan in ogenschouw neemt. Begrafenissen zijn niet alleen van belang voor de achterblijvenden die hun verdriet verwerken. Zij zijn ook van belang voor de zieken die weten dat bij een eventueel overlijden aangepaste zorg wordt gedragen voor die overgang van leven naar dood. Dat die rituelen in Athene werden genegeerd, illustreert hoe hevig de samenleving ontwricht werd door de omvang van de epidemie en de talrijke slachtoffers ervan.

Toen de pest in 427 v.C. was uitgewoed, was misschien één derde van de Atheense bevolking eraan overleden. De verspreiding van de pest tijdens de zomer van 430 v.C. vormde een keerpunt in een lange periode van voorspoed die Athene had gekend. De Atheners hadden jaren geleefd alsof de weelde geen einde kende. De polis was uitgegroeid tot de machtigste stadstaat van de Griekse wereld. Nu meenden vele Atheners dat de pest een goddelijke straf was. Hoe dan ook leidde de uitbraak van de vreselijke ziekte voor Athene een hele nieuwe fase in haar geschiedenis in.

 

Foto: De Akropolis van Athene, 15 december 2019