De meester en zijn slaaf

Gepubliceerd op 24 november 2020 om 18:42

In een interview met De Standaard afgelopen weekend liet Marjan Doom de volgende uitspraak optekenen: “Ik heb het moeilijk met het discours rond STEM in het onderwijs. Dat wil rekruteren, ingenieurs voor de arbeidsmarkt. Dus stellen ze wetenschap voor als de makkelijkste weg naar kennis. En als fun: aan een rad draaien en er gaat een bal omhoog. Nee, bedankt, dat is een vals beeld. Doordat het onderwijs die fout maakt, ontbreekt er in onze maatschappij wetenschappelijke geletterdheid. Ik kijk ook naar academici, die het falen en de twijfel die inherent zijn aan wetenschap onder de mat schuiven.”

Om te beginnen, ook ik erger mij aan dat discours rond STEM: Science, Technology, Engineering, Mathematics in het onderwijs, over het feit dat volgens dat discours het onderwijs vooral opleidingen moet aanbieden die een direct utilitaire functie hebben. Onderwijs Vlaanderen heeft zelfs een STEM-actieplan om jongeren te stimuleren om voor STEM-opleidingen en -loopbanen te kiezen. De samenleving van vandaag heeft immers meer mensen nodig met een STEM-profiel.

Het probleem is dat geschiedenis in zijn diverse disciplines, esthetica, literatuurwetenschappen, en zo voort geen ingenieurs of apothekers vormen. Maar zij leiden wel op tot burgers. Toch staan deze vakken al decennia onder druk. Moeten wij dan geen burgers vormen? Burger is geen beroep! Het is voor velen ondertussen duidelijk dat op dit ogenblik het burgerschap in crisis is, met dank aan een gebrekkig onderwijs dat onvoldoende op een intellectuele vorming is gericht.

Eén van de essentiële problemen is dat geschiedenis, esthetica, filologie en aanverwante disciplines al te vaak worden herleid tot interessante weetjes, eventueel nuttig voor een quiz of voor ander amusement. In het beste geval spreekt men van canonvensters, kernthema’s in de geschiedenis, en topstukken als essentiële onderdelen van een algemene en brede intellectuele vorming. Dat gebeurt bovendien vaak in het kader van een ideologisch discours. Maar net zoals leuke proeven valselijk een gemakkelijke weg naar kennis suggereren, schenkt een geschiedkundig canon een vals beeld van historisch inzicht. Want een canon is eigenlijk niet meer dan een rij weetjes die om de één of andere reden als essentieel worden beoordeeld.

Geschiedenis in al zijn disciplines is een wetenschap. De dynamiek ervan wordt gevormd door de historische kritiek. Het ontbreekt onze maatschappij duidelijk aan een wetenschappelijke geletterdheid waarvoor het beleidsniveau een grote verantwoordelijkheid draagt door hun voortdurend ideologisch gepruts aan leerplannen. Het resultaat is dat afgestudeerde jongeren amper of geen kennis hebben van historische kritiek, zich bijgevolg nauwelijks vragen stellen bij wat verschijnt in de media of bij de informatie die zij vinden op internet. Maar ook op het vlak van wetenschapscommunicatie is er een aanzienlijk probleem. Hoe vaak zie je in musea of in tentoonstellingen de gehanteerde wetenschappelijke methode op een bevattelijke wijze uitgelegd? Het moet immers vooral duidelijk, leuk en ontspannend zijn! Idem dito voor de berichtgeving over geschiedenis en archeologie in de kranten of weekbladen. Naar aanleiding bij voorbeeld van de nieuwe ‘aangrijpende’ vondst van twee lichamen in Pompeï die als een rijke meester (herkenbaar aan een wollen mantel) met zijn slaaf (wegens gekneusde ruggenwervels) werden gepresenteerd , lees je nergens iets over een analyse waarop deze hypothese is gebaseerd. Het gevolg daarvan is dat we zoals zo vaak hooguit met een gratuite bewering te maken hebben.

Zolang wij de fout blijven maken om het pad naar wetenschappelijk inzicht niet helder te verduidelijken, zal de geschiedenis in al zijn disciplines even dood blijven als de meester met zijn slaaf in Pompeï.