Dio Cassius over fake news!

Gepubliceerd op 5 oktober 2020 om 20:51

Onderzoeken tonen aan dat door de teloorgang van het onderwijs en de marginalisering van ernstige media jongeren in de VS steeds moeilijker feit en fictie kunnen onderscheiden. Het blijkt een vruchtbare grond voor nonsens. (1) 

Onder de jongere mensen heeft alt-right, een beweging van extreemrechtse internetgebruikers en aanhangers van samenzweringstheorieën, de jongste ­jaren het voortouw genomen in de verspreiding van uiterst rechtse onzin. In heel de canon-discussie wordt ondertussen vooral gefocust op de feiten uit onze geschiedenis die belangrijk zijn om te kennen. Maar illustreert deze situatie in de VS of landen zoals het Rusland van Poetin of het Korea van Kim Jong-Un niet dat de wijze waarop wij tot deze historische kennis gekomen zijn voor de vorming van een mondige burger oneindig veel belangrijker is?

In de 3de eeuw n.C. schreef Dio Cassius een uitvoerig en belangrijke commentaar op informatiegaring tijdens de regering van Augustus. Die commentaar blijkt ook in de huidige politieke context nog zeer actueel. Hij last deze in na de mededeling dat Octavianus 'Augustus', de 'Verhevene' werd en hij ook kort het karakter van het principaat had geschetst:

Vanaf dit punt kan er over de gebeurtenissen niet meer op dezelfde manier worden gesproken als over de voorgaande periode. Vroeger werden de senaat en het volk op de hoogte gebracht van alle aangelegenheden, zelfs van wat ver weg gebeurde. Dus werden die gebeurtenissen door velen opgetekend en hoewel sommige auteurs hun uiteenzetting bijkleurden uit vrees of voorkeur, vriendschap of vijandigheid, kon men toch de waarheid achterhalen, omdat men kon vergelijken met het werk van andere schrijvers of met wat in de officiële aantekeningen te vinden was. Maar na de wijziging van het regime (door Augustus) werden de meeste dingen geheim gehouden, en zelfs als sommige feiten publiek werden bekend gemaakt, werden de berichten gewantrouwd, omdat men ze niet kon controleren. Want men ging ervan uit dat alles werd gezegd en gedaan om tegemoet te komen aan de wensen van de heersers van het ogenblik en van hun aanhang. Zo werden berichten verspreid over dingen die nooit gebeurd waren en feiten, die zich inderdaad hadden voorgedaan, bleven onbekend. En de berichten die worden verspreid stemmen nagenoeg nooit overeen met wat werkelijk gebeurde. Bovendien maakte de omvang van het Romeinse rijk en de veelvuldigheid van wat daarin gebeurt het uiterst moeilijk om er nauwkeurig verslag over uit te brengen. In Rome, bijvoorbeeld, en in de onderworpen gebieden, stapelen de gebeurtenissen zich de ene na de andere op, terwijl er ook in de landen van onze vijanden elke dag dingen gebeuren. Met betrekking tot deze zaken kunnen alleen diegenen, die er direct bij betrokken zijn, met gemak duidelijke informatie inwinnen; de meeste mensen krijgen zelfs nooit iets te horen over wat zich heeft voorgedaan. (Dio Cassius, 53, 19, vert. H. Verdin – G. Schepens)

Fake news is duidelijk geen uitvinding van Donald Trump. Dio Cassius verwijst hier in feite naar een problematiek waarmee ook de hedendaagse burger te maken heeft en vooral die burgers in landen waar leiders en regeringen de informatiestromen stevig controleren en naar hun hand proberen te zetten terwijl een onafhankelijke pers steeds meer terrein moet prijs geven.

In 1977 volgde ik bij professor Herman Verdin, eminent historicus van het antieke Griekenland, de cursus ‘Inleiding tot de historische methode’. De syllabus bewaar ik reeds meer dan 40 jaar. In zijn inleiding schreef hij terecht dat het ‘belang van de historische methode niet alleen moet worden gesitueerd op het gebied van de strikte studie van de geschiedenis als vak. … Ze draagt bovendien bij tot het ontwikkelen en verfijnen van een kritische houding tegenover informatie van welke aard ook en ze is dus een essentieel element in een intellectuele vorming.’

Eender wie kan zich nu de vraag stellen welke zin historische kritiek op antieke bronnen heeft voor een mondige burger? Welnu, de methode die de geschiedenis ontwikkelt om zijn bronnen correct te interpreteren bezitten een universele waarde. Herman Verdin wees onder meer op de authenticiteitskritiek en de herkomstkritiek. Bij de authenticiteitskritiek wordt de vraag gesteld of de bron datgene is waarvoor ze zich uitgeeft of waarvoor we ze houden. Met andere woorden, is de informatie die ons verstrekt wordt vals en wil zij ons bewust misleiden? De vragen die daar onmiddellijk aan vasthangen wordt gesteld door de herkomstkritiek: wie is de auteur? Waar en wanneer kwam de informatie tot stand?

De historische kritiek beperkt zich niet tot bovenstaande vragen, maar richt zich ook op de inhoud van de bronnen. Bij de interpretatie van de informatie tracht men een inzicht te krijgen in de precieze betekenis van de bron. Het gaat daarbij niet over de interpretatie van de feiten, maar van de bron zelf. Essentieel daarbij zijn de vragen naar de functie van de tekst. Is het bijvoorbeeld een verslag, een opiniestuk of een  politiek pamflet en zijn er daarnaast nog andere informatiebronnen die wij ermee kunnen confronteren? Een tweede aspect vormt de gezagsvraag, met name is de auteur bevoegd en oprecht. Welke rol speelt hij/zij in het debat en wat zijn zijn/haar motieven?

Het is duidelijk dat op het ogenblik dat de antwoorden op deze vragen al dan niet worden gegeven de kwaliteit van de synthese wordt bepaald. Deze vragen zijn niet enkel belangrijk in het historisch onderzoek, maar bezitten een universele waarde in ons verwerken van informatie . Voor veel burgers vormen het internet en de social media quasi de enige informatiebron voor hun omgang met de maatschappelijke problemen. Wie binnen de enorme hoeveelheid niet de juiste informatie kan filteren is slecht of niet geïnformeerd. Onder meer een goed geschiedenisonderwijs reikt de nodige hulpmiddelen aan om in die overvloed de essentie te filteren. Het is erg dat jongeren hun geschiedenis onvoldoende kennen. Veel erger is dat jongeren de methode van de historische kritiek nog minder beheersen. Het is dus een dramatisch probleem dat het geschiedenisonderwijs door velen al jaren als een bijzaak wordt beschouwd. De onzinnige canon-discussie is daarvan de facto het beste bewijs.